‘Circulariteit is niet een kwestie van kunnen, maar van moeten’

‘Circulariteit is niet een kwestie van kunnen, maar van moeten’

De overheid wil dat de Nederlandse economie in 2050 circulair is. Als onderdeel van die ambitie moeten ook gebouwen duurzamer en circulair zijn. Wij zijn benieuwd hoe de bouwsector deze doelen kan behalen en welke rol duurzaam hout kan spelen bij deze transitie. Om hier een beter beeld van te krijgen hebben wij een duo-interview gedaan met experts Jan Wessels (makelaar bouwstoffen) en Maurice Beijk (specialist duurzaam bouwen / MVO). Vandaag is het woord aan Maurice Beijk.

Maurice Beijk, beter bekend als Rentmeester2050, is een echte specialist op het gebied van circulariteit en duurzaamheid. Hij ademt duurzaamheid, al noemt hij het zelf liever ‘volhoudbaarheid’, en mag als Rentmeester2050 de rol vervullen van kennisdrager én -deler. Een schone wereld in 2050, dat is zijn grote doel.

Liever het interview lezen?

Duurzaam bouwen
Wanneer we Maurice Beijk vragen naar zijn definitie van duurzaam bouwen antwoordt hij met ‘voordenken’. Wat hij daarmee bedoelt? “Ik vind dat een architect, een constructeur, een aannemer of een designer een bepaalde verantwoordelijkheid heeft. Die moet iets dusdanig ontwerpen dat het eindcyclisch weer uit elkaar kan. We hebben het uiteindelijk te leen van moeder aarde. Het is belangrijk om alles in de biobased cirkel of groene cirkel te houden. En dan moeten we het dus losmaakbaar hebben. Dat is heel relevant.”

Circulair slopen
Om circulair te slopen heb je vakmannen nodig. “Die hebben we absoluut in onze organisatie. Een object of een gebouw werd vroeger met name gezien als een stukje staal. Of schroot en puin. Wij analyseren het en maken een materialenpaspoort. Dat was er vroeger niet. Nu wordt het gebouw helemaal in kaart gebracht. Wat heb ik, wat kan ik ermee en wat is de technische staat? Dan ga je het eruit halen, remonteren of demonteren. Indien mogelijk ga je de materialen weer hergebruiken. Want hergebruiken staat ‘by far’ hoger dan recyclen. Dit terwijl we heel gauw, als het gaat om de circulaire economie, gewend zijn te denken aan recyclen. Maar hergebruiken is vele malen beter dan recyclen. Dat is het ouderwetse boerenverstand gebruiken.”

Voor Beijk is een circulaire economie niks meer en niks minder dan het beheren en beheersen van de bronnen. “Energiebronnen, waterbronnen, materiaalbronnen, ambachtsbronnen, voedselbronnen in zo klein mogelijke cirkels. Daar moeten we eigenlijk naar terug. Dus niet de nieuwe horizon, maar de oude werkelijkheid, zoals de boeren dat 200-300 jaar geleden ook deden.”

Architecten
Beijk geeft aan dat er architecten zijn die dusdanig ontwerpen. “Er is ook een beweging van architecten: CB23. Dit zijn architecten, maar ook aannemers, die samen hebben geformuleerd waaraan een ontwerp moet voldoen om de toekomstbestendigheid te waarborgen. Daarbij noemen ze termen als monostroom en gelijkvormigheid van materialen, dus niet verlijmen maar losmaakbaarheid. Dat zijn aspecten die heel relevant zijn. En daar moeten we uiteindelijk ook heen, want als je goed gaat ‘voordenken’ waaraan ik eerder aan refereerde dan kun je iets zo goed ontwerpen, dat het gewoon constant in de loop gehouden kan worden.”

“In de lineaire economie hebben we daar totaal geen rekening mee gehouden”, vertelt Beijk. “We hebben het spul aan elkaar gelijmd, aan elkaar gekit, aan elkaar gelast. En dat wordt nu dus anders. Een houtconstructie is losmaakbaar gemaakt, net als bij de boeren vroeger. Vroeger werd dat gedaan met deuvels en wiggen, en tegenwoordig vanwege de constructieoverdracht met een flensplaat met boringen erdoor om de constructie stijf te houden.”

“Maar eindcyclisch kan het materiaal wel weer gebruikt worden. ‘Voordenken’ dus. Ik denk dat dat een verantwoordelijkheid is voor architecten, aannemers, vakmannen en noem maar op. En dat zijn we kwijtgeraakt, dat voordenken. Bij houten bouwelementen zoals kozijnen, deuren en ramen moet na worden gedacht in hoeverre die ook weer herbruikbaar zijn.”

Hout
Beijk vindt dat hout zich uitermate goed leent voor herbewerking. “Je kunt het re-usen, zoals bij kozijnen die technisch gezien nog gewoon goed zijn. Waar de sponning diep genoeg is kun je die weer 1 op 1 doorzetten. Kozijnen die minder goed zijn kunnen we dan weer recycleren of refurbishen. Daar kunnen we dan weer nieuwe kozijnen van maken.”

“Het blijkt dat dat oud, hergebruikt hout vaak van een betere kwaliteit is dan het nieuwe hout. Daar liggen dus ontzettend veel kansen, ware het niet dat we ook tegen bepaalde systeemfalen aanlopen. Dus als een vakman van bijvoorbeeld Dusseldorp Sloop op dit moment er een kozijn uithaalt, is hij daar een paar uur mee bezig. Er is al BTW over dat kozijn betaald. En dan gaan we over de arbeid die hij verricht nog een keer BTW heffen. Zo gaan we circulariteit dus niet belonen. Ik vind eigenlijk dat als je naar circulaire gebouwen zoals dit gaat het systeem faalt. Waarom zou je belasting heffen over arbeid waar al belasting over betaald is? Daar moeten we eigenlijk vanaf.”

“Maar ook bij de ’true pricing’ in de lineaire economie wordt de schaduwprijs niet gewikt en gewogen. CO2, toxiciteit, kinderarbeid en slavenarbeid wordt niet meegenomen. Ik vind dat de true pricing, de werkelijke prijs, inzichtelijk gemaakt moet worden, door middel van enviromental product declaration of life cycle analyses. Zo weet ik daadwerkelijk wat mijn impact is, want die prijs van vervuiling en klimaatverandering moet wel een keer betaald worden. Het zijn helaas mijn kinderen of mogelijk mijn kleinkinderen die onze rekening moeten betalen, maar hij moet wel een keer afgerekend worden.”

Beleid
De ‘2050’ in ‘Rentmeester2050’ staat niet voor de pensioengerechtigde leeftijd van Beijk. “Dat is het moment dat de Nederlandse Overheid, onze opdrachtgever, vindt dat het volledig circulair moet zijn. Daar sta ik al 20 jaar voor. Het is niet een kwestie van kunnen. Het is een kwestie van moeten geworden. En ook Den Haag heeft dat uiteindelijk ingezien. Dus die hebben het bureau voor de leefomgeving de opdracht gegeven om een routekaart te maken. Dat heet het ICER-rapport. En in 2023 moeten we al circulair aanbesteden. Mijn opdrachtgever, over het algemeen de overheid, is zich daar nog niet helemaal van bewust.”

“Als rentmeester is het mijn taak ook om spiegeltjes voor te houden, om mensen bewust te maken van wat er gaande is. En er is heel veel gaande: in 2023 moeten we circulair aanbesteden, in 2030 moeten we op 50% zitten en 2050 moeten we op 100% zitten. Ja, dat zijn wel stappen, maar de routekaart ligt er. Dat is ook een rapportage die ik iedereen kan aanbevelen. Het ICER-rapport gemaakt door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).”

Normeringen
Meten is weten, zo vindt Beijk. “We moeten uiteindelijk toe naar Life Cycle Analyses (LCA) en Environmental Product Declarations (EPD). Daarmee kan ik aantonen of een houtbeschot of een staalbeschot duurzamer is. Je kijkt hierbij namelijk ook naar transport, materiaal, CO2-uitstoot, water- energieverbruik, hernieuwbaar of niet hernieuwbaar etc. Vervolgens komt er een rapportcijfer dat heel interessant is. Dan kan ik een keuze maken over wat beter of slechter is, of minder goed. Hier zitten heel veel lobbies achter, dus er is ook best wel scheefgroei. Interpretatieverschillen.”

Duurzaamheid
“De Engelsen hebben er twee woorden voor: sustainability en durability, dus langdurig dan wel duurzaam. Daar zit wel een wezenlijk verschil in. Wat verstaan we onder duurzaamheid? Dat is een rekbaar begrip. Ik denk dat de definitie al heel stevig geformuleerd wordt. Ik vind schoonheid ook een vorm van duurzaamheid. Iets wat mooi is dat koesteren we, dat gaat langer mee. Oude monumenten zijn een extreme vorm van duurzaamheid, vooral als ik zie wat er op dit moment voor rommel gebouwd wordt. In principe kan beton 100 jaar mee, maar de praktijk is weerbarstiger. Na dertig jaar flikkert het voor je de benen. Dit is het geval bij zowel staal als beton, dat vind ik wel jammer. Het liefst zijn materialen dus remontabel. Ga hergebruiken!”

“En pak ik een stukje hout? Ja, hout is briljant wat dat betreft. Het laat zich prima hergebruiken. Je kunt het re-usen. Je kunt refurbishen. Het is opgeslagen CO2. Dus in de MPG, de milieuberekening, gaat hout ontzettend goed scoren. Ik ben een heel groot voorstander van hout wat dat betreft. En je ziet dat gelukkig ook ontstaan, de MPG-berekeningen gaan komen.”

Beijk benadrukt dat je tegenwoordig in heel Nederland huizenfabrieken ziet. “Wat de Scandinaviërs eigenlijk al eeuwen doen: gewoon hout gebruiken. In Nederland gebruikt men allemaal kul-argumenten over ‘brandgevaar’ en dergelijke om het niet te gebruiken. Maar die argumenten worden stuk voor stuk van tafel geveegd. En je ziet dat er in Nederland een gigantische herwaardering is van hout. In Scandinavië hoef je daar niet achteraan, daar is het prima geregeld. En wat dat betreft gaan wij achter de Scandinaviërs aan.”

Waardecreatie uit afvalstromen
“De kunst van een circulaire economie is om zo hoogwaardig mogelijk te verwaarden. Dat betekent dus hergebruik. We hebben de ladder van Lansink, we hebben een 10R model en we hebben ons eigen model waarin we aangeven dat we liever hergebruiken dan recyclen. Of liever repareren dan recyclen. In de volksmond: als je het over circulaire economie hebt, dan denkt men aan recyclen. Maar recyclen staat heel laag op de ladder. Dus zo hoogwaardig mogelijk verwaarden, dát is de kunst van circulaire economie.”

Je kunt ook gaan up-cyclen, zo vertelt Beijk. “Wij werken als bedrijf heel graag met kwetsbaren in de maatschappij met sociale werkvoorziening. Om een voorbeeld te nemen: ik heb hier prachtig mooie systeemplafondplaten. Deze zijn gerefurbished. Normaal worden er in de branche meer dan een miljoen thermisch gerecycled. Dat is een mooi woord voor verbranden. Dat gaat naar een crematorium van grondstoffen. Moeten we niet willen! Ze worden er nu uit gehaald. Ze gaan naar de sociale werkvoorziening, de betere worden schoongemaakt, schoon geblazen en opnieuw gespoten, in doosjes gedaan en opnieuw verkocht. Het is zeker niet goedkoper dan een nieuwe plaat, waarom zou ik hem dan kopen? Maar als we dan naar die MPG-berekening gaan en we kijken naar ’true pricing’, dan verkoopt hij zichzelf. We lopen op dat gebied de tijd vooruit.”

“En up-cycling vind ik ook als ik bijvoorbeeld naar mijn gevelstenen kijk. Die zijn gemaakt van geknipte trotoirtegels. De trottoirtegel is de goedkoopste steen in Nederland en daar kan je normaal niks mee. Die gaan naar de breker, daar maken we granulaat van. In het gunstigste geval maken we er cementloos beton van. Maar we kunnen nog hoger verwaarden als we hem gaan hergebruiken. Dus we hebben een pneumatische knipper geregeld. Hand hier, hand daar en knippen. Zo ontstaat er een schitterende breuksteen, gemaakt met hulp van kwetsbare mensen uit de maatschappij. Het is niet goedkoper dan een baksteen van de bouwmaterialen groothandel. En toch doen we het, omdat we up-cyclen. We voegen menselijke waarde toe. Dat vind je ook als je kijkt naar circulaire economie. Kijk in de breedte! Kijk in de keten! Alleen kun je dit niet. Je moet het samen doen.”

Materialen
Beijk vindt dat er moet worden gekeken naar hoe een gebouw is gebouwd. “Ik heb een constructie, de schil, de losse inrichting en de techniek. Alles heeft een gebruiksduur. De staalconstructie, de houtconstructie en draagconstructie kan allemaal 1 op 1 meegenomen worden, mits ik de achterliggende constructieberekeningen boven tafel kan krijgen. Als we een analyse maken van een gebouw, hebben onze specialisten vaak veel tijd voor de sloop. Zij gaan kijken naar wat we kunnen hergebruiken. Vroeger was een gebouw een beetje schroot en een beetje puin, dat allebei een kiloprijs had. Dat werd in de markt gezet. Dat is down-cyclen. Wij proberen uiteindelijk alles wat goed is. Dat is het laaghangend fruit. Denk aan designlampen en losse inrichting. Dat vindt meestal zijn weg wel via opkopers. Of via familie, kennissen noem maar op! En dan ga je kijken naar wat je er op een goede manier kunt uithalen en wat je dan weer op een goede manier kunt hergebruiken. En sommige dingen gaan prima. Als ik hier naar de wandcontactdozen, die zijn allemaal uit gebouwen. Die kunnen rustig nog 50 jaar mee. Dus die worden schoongemaakt en doorgemeten.”

“De tapijttegels die we hier hebben zijn schoongemaakt door de sociale werkvoorziening. Die kunnen rustig nog 25 jaar mee. Dus het is ook je boerenverstand gebruiken. En ook accepteren dat de circulaire economie niet een Instagram-wereld is. Een wereld waar alles perfect moet zijn. Dus daar mag best wel een smetje opzitten. Is dat erg? Nee, wat voor een verwachting heb ik? Wat voor een verwachtingen heeft de opdrachtgever? Wees daar wel duidelijk over. En ondanks dat er een smetje op kan zitten, gaat het ook om beleving. Het kan ook mooi zijn. Dat willen we met dit gebouw ook aantonen.”

Onlangs heeft Beijk de hashtag ‘#bouwen met meuk is leuk’ gelanceerd. “Die begint viral te gaan. Ondanks dat dit gebouw met 80% oude meuk is gebouwd, is het gewoon een mooi gebouw. Het is haast te mooi. Mensen geloven bijna niet dat het met oude meuk is gebouwd. Maar het vergt wel veel meer vakmanschap. Van de timmerman, van de installateur. We moeten in bouwteams gaan werken. Want we moeten elkaar heel goed gaan vinden. De constructeur moet er iets van vinden. De architect moet er iets van vinden. De aannemer moet er iets van vinden. De timmerman. We moeten in gezamenlijkheid werken in een bouwteam. Dat is hier fantastisch goed gelukt. Een reden dat het zo goed gelukt is, is dat we hier alleen maar met plaatselijke spelers hebben gewerkt. Allemaal partijen met de poten in de klei, gewoon met boerenverstand. Die in gezamenlijkheid in een bouwteam samen met onze collega’s van Dusseldorp de klus hebben geklaard. Het was schier onmogelijk, we hadden alle lachers aan onze zijde, maar het is wel perfect uitgepakt. Een mooi compliment aan ons bouwteam.”

“Dit was de grootste opdracht die Hengelo te vergeven had. We hebben dat bouwteam met het vertrouwen dat ze ons gegeven hebben 1 op 1 meegenomen. Een infra-bouwteam , want er moesten ook gebouwen komen. En ook installatie en ook constructie. Laat ons bouwteam dat nu heel erg goed kunnen. Dus we hebben samen met Dusseldorp een fantastisch mooi bouwteam. En dat vind ik de kracht van duurzaam. Voor mij zijn duurzame of beter volhoudbare projecten. Ik heb hekel aan het woord duurzaam, want daar zit het woord ‘duur’ in. Daar hebben wij Hollanders de pleuris hekel aan. Dus ik gebruik liever het Afrikaanse woord ‘volhoudbaarheid’.

Ik heb hekel aan het woord duurzaam, want daar zit het woord ‘duur’ in. Ik gebruik liever het Afrikaanse woord ‘volhoudbaarheid’.

Volhoudbare projecten moeten in mijn perceptie aan zes speerpunten voldoen: vertrouwen in elkaar hebben, noaberschap en reciprociteit, dus wederkerig en goed buurmanschap. Co-cre‘ren. Ik kan hier een fantastisch mooi verhaal doen. Maar als Jan het materiaal niet kan oogsten dan ben ik kansloos. En Jan moet het ook weer bij de slopers neerleggen. Mens- en natuur-inclusiviteit moet er in zitten. En creativiteit en innovatie. En alles op integrale manier. Als die zes speerpunten er in zitten, gaat het altijd goed.”

Building by coincidence
Beijk heeft het gebouw de werktitel ‘design by coincidence’ gegeven. “Het toeval gaat mede bepalen hoe het gebouw eruit gaat zien. Er lag al een tekening door I’M architecten, Martin Kleine Schaars. Een fantastische architect. Die had al een ontwerp gemaakt. Die tekening was al goedgekeurd door de gemeente Borne, dus we mochten bouwen. Toen kwamen wij in beeld met oude pruttel. En dat is dan wel heel mooi. Martin heeft dat fantastisch opgepakt. Maar dat impliceert dat ook de Nederlandse overheid, in dit geval de gemeente Borne, mee moet buigen.”

“Want zij zeggen dat ik in 2023 circulair moet aanvangen, in 2030 moet ik op 50% zijn en in 2050 op 100%. Daarom kan het niet zo zijn dat diezelfde overheid me dan gaat tegenhouden. En om aan te geven hoe dat soms gaat. Alle kozijnen hier komen uit het Erasmus ziekenhuis. Ik heb elementen, 2 boven elkaar, 3 naast elkaar, solitair. Dat is redelijk zoals het ontwerp er was. Maar het wijkt wel af van de tekeningen. Ik haal een staalconstructie van het Erasmus ziekenhuis uit Rotterdam. Bouwbesluithoogte 2.70 m, staalconstructie 3 meter. Ja, het gebouw wordt 30 cm hoger. Daar moet de ambtenaar iets van vinden. Het gebouw was geïnspireerd op en Twentse hoeve. Een Twentse hoeve kenmerkt zich door oranje dakpannen. Wij oogsten 12.000 dakpannen van het gemeentehuis uit Weerselo. Die zijn niet oranje, die zijn antraciet genuanceerd. Een ambtenaar in de stress, het moet wel aan het beeldplan voldoen. Moet je een gesprek aan om het uit te leggen. Uiteindelijk een groot compliment voor de gemeente Borne, hoe ze er mee om zijn gegaan. Bij mijn eigen woning, 20 jaar geleden, heb ik alleen maar geprocedeerd. Ik heb gezeik, gezeik en gezeik in het kwadraat gehad. Maar de tijd verandert wel. Nut en noodzaak beginnen wel aanwezig te worden. De overtuigingskracht is steeds sterker.”

Beijk ziet dat dit een voorbeeld is geworden voor heel Nederland. “Ik prijs de gemeente Borne hoe ze meegebogen hebben op basis van vertrouwen. Noaberschap, daar krijg je weer die zes speerpunten. Natuurlijk moest het een veilig, goed en esthetisch gebouw worden. Geen hippie enclave. Al doende tijdens het project werd de trots heel erg groot. Al onze stakeholders hebben we meegenomen in dit project. Wat ga ik doen? Wat kunnen jullie voor mij doen? Wat kan ik voor jullie? We hebben zo’n sterk verhaal neergezet, dat zelfs Twickel ons een stuk grond heeft verkocht. Om onze ambitie waar te maken. Gemeente Borne heeft ons grond ter beschikking gesteld waar ik een vijver kon maken. Waarin we al het regen- en restwater in kunnen opslaan.”

“Het is gewoon een ijzersterk verhaal. Zo kom je weer op die korte kringlopen. Voor water en energie. We zijn hier een energie hub. We produceren meer energie dan dat we feitelijk nodig hebben. Dus al die kringlopen proberen we zo lokaal mogelijk met onze stakeholders te pakken.”

Dit interview is onderdeel van een duo-interview. Meer lezen over duurzaamheid en circulariteit? Bekijk dan ook het interview met Jan Wessels.

‘Alles zou een tweede leven moeten hebben’

‘Alles zou een tweede leven moeten hebben’

Hoewel RGS in de volksmond een sloopbedrijf is, zien ze zichzelf meer als duurzame hervormers. Het bedrijf, opgericht in 1959 door Hermannus Nijkamp, is van mening dat alles een tweede leven zou moeten hebben. Wij spraken Eline Nijkamp over deze visie en hoe dit te realiseren valt.

Nijkamp legt uit dat het ecosysteem van onze aarde over het algemeen prima in balans is. “Er is sprake van een circulair systeem waarin eindproducten weer grondstoffen worden.” De manier waarop de huidige maatschappij haar grondstoffen verwerkt tot producten is volgens Nijkamp echter niet circulair. “Eindproducten zijn niet of nauwelijks herbruikbaar of te ontmantelen tot primaire grondstoffen. Dit leidt tot een overschot aan materiaal dat niet meer in het systeem kan terugvloeien. Op korte termijn is dat waarde- en kapitaalvernietiging. Op lange termijn leidt dat zelfs tot uitputting van de natuurlijke grondstoffen.”

Circulariteit
Volgens Nijkamp wordt de roep naar duurzaam en circulair werken hierdoor steeds sterker. “Maar het is een illusie dat de moderne maatschappij volledig circulair kan werken zoals dat in het ecosysteem van planeet aarde werkt”, benadrukt ze. “Er zou sprake moeten zijn van twee kringlopen: de biologische kringloop is de kringloop waarin gebruikte stoffen en reststoffen kunnen terugkeren in de natuur. Daarnaast bestaat een technische of materiële kringloop. Deze kringloop omhelst alle producten en stoffen die na gebruik kunnen worden ontmanteld in producten die van hoogwaardige kwaliteit zijn en geschikt zijn voor hergebruik. In deze kringloop blijven producten, deelproducten en bouwstoffen van economische waarde waardoor er geen of veel minder waardeverlies ontstaat. Grondstoffen die worden onttrokken uit het ecologische systeem en die niet in die hoedanigheid kunnen terugkeren moeten dus te restaureren zijn.”

RGS wil een sterke schakel zijn in deze kringlopen. “Vanuit onze circulaire visie hebben wij ons ontwikkeld van een sloopbedrijf tot een urban engineer. Wij zijn een expert als het gaat om bestaande structuren herscheppen en hervormen tot hoogwaardige grondstoffen.”

“Bij projecten werken wij altijd met het 10R-model. Ons doel is om producten zoveel mogelijk her te gebruiken zonder bewerking van het materiaal. Producten vinden dan direct vanaf de slooplocatie hun weg naar bouwbedrijven.”

10R-circulariteitsmodel
Het 10R-circulariteitsmodel is ontwikkeld door Prof. dr. Jacqueline Cramer, hoogleraar duurzaam ondernemen en voormalig minister van VROM. Het model geeft de mate van circulariteit aan. Hoe hoger iets op de ladder staat, hoe circulairder het is.

Het model is ontwikkeld om gebruikers in hun ontwerpproces bewust na te laten denken over de grondstoffen die ze gebruiken. De bovenste drie treden – refuse, reduce en rethink – gaan over een product slimmer maken of gebruiken, of in het geval van refuse, niks doen.

Uiteraard zijn er ook altijd producten die niet direct kunnen worden hergebruikt. “Deze producten bewerken wij zelf of samen met onze partners. Ons doel is altijd om geen kostbare materialen verloren te laten gaan. Maar op dit moment is dat nog best lastig omdat hiervoor de gehele keten nodig is. Het is belangrijk dat wetgevers, architecten en bouwers zich samen inzetten voor een circulaire economie.”

‘Geen woorden, maar daden’
Om dit te kunnen bereiken is het volgens Nijkamp belangrijk dat sloopbedrijven zoals RGS eerder bij nieuwbouwplannen worden betrokken. “Wij willen graag in een voortraject al meedenken, zodat panden meer demontabel en modulair gebouwd gaan worden. Dit gebeurt momenteel nog te weinig. Duurzaamheid is een hot item in de bouwwereld, waar heel veel over wordt gepraat. Wij zouden niet alleen woorden willen zien, maar ook daden.”

Gelukkig zijn er wel steeds meer bouwers die duurzaam en circulair bouwen. “Deze bouwers houden bijvoorbeeld extra veel rekening met de materialen die ze gebruiken. Enkele makkelijke stromen om her te gebruiken zijn hout en staal. Veel houten bouwelementen kunnen een-op-een hergebruikt worden, mits de architect hier in het ontwerp rekening mee houdt. Echter zullen er altijd onderdelen zijn, zoals hele oude kozijnen, die een bewerking moeten ondergaan om toegepast te worden.”

Wat volgens Nijkamp de beste manier is om waarde te creëren uit afvalstromen? “Erkennen dat elke afvalstroom een waarde vertegenwoordigt. Zodra je met andere ogen naar afval kijkt, is het mogelijk. Alles zou een tweede leven moeten hebben!”

‘Misschien wordt hout wel dé sleutel naar de toekomstige circulaire bouw’

‘Misschien wordt hout wel dé sleutel naar de toekomstige circulaire bouw’

Duurzaamheid in de bouw speelt een steeds belangrijkere rol. Deze trend is niet alleen te zien bij de realisatie van nieuwe projecten, maar ook bij de sloop van oude projecten. Wij spraken Herco Brand, projectmanager en adviseur bij RPS, over circulair slopen.

“RPS is een adviesbureau dat veelal vanuit het belang van de opdrachtgever werkt”, zo legt Brand uit. “Naast een adviesbureau zijn wij ook een inspectiebureau dat de meest uiteenlopende onderzoeken uitvoert die noodzakelijk zijn om een project veilig en verantwoord te laten verlopen volgens de geldende wet- en regelgeving. Hier zien wij ook op toe. Wij worden bijvoorbeeld ingehuurd als directievoerder en/of toezichthouder.”

RPS is momenteel in opdracht en in samenwerking met Rijkswaterstaat bezig om het circulaire sloopprogramma Rijkswaterstaat (20 locaties – 44 objecten) op de markt te zetten. “Wij adviseren en begeleiden de opdrachtgever aan de voorkant in de aanbestedingsfase. Daarnaast voeren wij ook diverse slooponderzoeken uit waaronder de Circulaire Materialen Inventarisaties (CMI) en Grond Stoffen Inventarisaties (GSI).”

Duurzaamheid
Herco Brand merkt dat de prioriteit van verduurzaming de afgelopen jaren flink is verhoogd. “Mede door de doelstellingen die vanuit de overheid zijn gesteld zie je een positieve beweging naar duurzaamheid en circulariteit. Met name overheids- en semioverheids-instellingen vragen in hun opdrachten deze duurzame aanpak. De rest zal snel volgen.”

Met de doelstellingen van de overheid doelt Brand onder andere op een volledig circulaire economie. De vraag naar grondstoffen neemt wereldwijd toe. Daarom werkt de overheid samen met het bedrijfsleven, kennisinstituten, natuur- en milieuorganisaties, overheden, vakbonden, financiële instellingen en andere maatschappelijke organisaties om zuiniger en slimmer met grondstoffen om te gaan. “Het doel: een volledig circulaire economie in Nederland in 2050.”

Slopers
Slopers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de circulaire economie. Door gebouwen zodanig te ontmantelen dat grondstoffen weer in andere projecten hoogwaardig kunnen worden toegepast, wordt circulair slopen een essentiële schakel in de circulaire economie.

Herco Brand ziet steeds meer de trend ontstaan dat betrokken partijen al vooraf contact zoeken, zodat bij de bouw van een project rekening wordt gehouden met de uiteindelijke sloop. “Dit is ook het speerpunt als je het mij vraagt.”

Waarde creëren uit afvalstromen
Veel mensen denken dat maar weinig materialen herbruikbaar zijn, maar dat is volgens Brand niet het geval. “95% van de vrijkomende materialen kun je goed gebruiken.”

Herco Brand is zelf sinds 2006 actief in de bouwwereld. “Ik ben begonnen bij een sloopbedrijf en hier stond afvalscheiding (aan de bron) en recycling van materialen al hoog in het vaandel. Recyclingbedrijven hebben een grote ontwikkeling doorgemaakt, waardoor er nu meer wordt hergebruikt. Voor RPS geldt dat vanuit het vakteam sloopmanagement de circulaire en duurzame aanpak als standaard wordt gehanteerd.”

Om iets opnieuw te kunnen gebruiken, kijk je vooral naar de conditie en de toepasbaarheid, zo legt de projectmanager uit. “RPS werkt met bouwkundige inspecteurs die vanuit de NEN2767-inspecties de circulaire materialen en -grondstoffen inventarisaties uitvoeren. De inspecties worden op locatie uitgevoerd en de bevindingen worden in een app opgenomen. Hierin worden per materiaal/element zaken opgenomen als: de conditiescore afgeleid van de NEN2767, de R-waarde vanuit (strategieën van circulariteit R2-R5) de hoeveelheid, de bevestigingsmethode en waar nodig MKI- scores (Milieu kosten Indicator).”

Vanuit het opnemen en vastleggen volgt een cruciale vervolgstap. Er wordt gekeken naar vraag en aanbod. “Waar is behoefte om het materiaal te hergebruiken en in welke vorm? Dit proces wordt door ons zowel aan de voorkant als de achterkant gecoördineerd. Wij inventariseren dus waar de behoefte ligt en leggen vast welke materialen en grondstoffen beschikbaar zijn. Zo kun je matches maken.”

Wat de beste manier is om waarde te creëren uit afvalstromen? “Beklim de duurzaamheidsladders”, antwoordt Brand. “Zoals de R-Ladder. De R-ladder geeft de mate van circulariteit aan. Hoe hoger iets op de R-Ladder staat, hoe circulairder.”
Een andere bekende is de Ladder van Lansink. “Voor mij is het onderscheid in deze twee dat R-ladder geldt voor het gehele proces, ook aan de voorzijde, en de andere Ladder van Lansink juist goed toegepast kan worden voor het afvalbeheer.”

Hout
Hout kan volgens Herco Brand goed worden hergebruikt. “Wel moet je er altijd rekening mee houden dat ‘tweedehands materialen’ de juiste keuringen en certificeringen moeten hebben voordat ze toegepast mogen worden in nieuwbouw.”

RPS heeft veel ervaring met sloopprojecten waarin hout zit verwerkt. “De kwaliteit van hout is duidelijk veranderd. Bij gedateerde sloopobjecten zie je veel houten en stalen kozijnen met enkel glas waarin bijvoorbeeld asbestbeglazingskitten en -spouwstroken zijn verwerkt. Gelukkig zien we meer en meer dat ook hier aan de bron wordt gesaneerd, wat betekent dat we ‘schoon’ kozijnhout overhouden. Echter hebben deze oude kozijnen vaak niet meer de gewenste conditie om ze direct her te gebruiken. Gelukkig zijn er ook situaties en initiatieven waarbij kozijnhout een-op-een hertoepasbaar wordt gemaakt en/of vermaakt.“

Cirulaire bouw
Hout kan volgens Brand een belangrijke rol gaan spelen bij de toekomst van circulaire bouw. “Misschien wordt hout wel dé sleutel naar de toekomstige circulaire bouw. Wel is het dan belangrijk dat er hout wordt gebruikt uit duurzaam beheerde bossen, zodat er geen bossen verloren gaan.”

“Combinatiebouw, houtskeletbouw en elementenbouw, waarbij de losmaakbaarheid circulair wordt ingericht, zal in mijn ogen de toekomst hebben. Andersom kun je deze dus demonteren en vervalt eigenlijk de term slopen, we gaan het weer hergebruiken. In de toekomst wordt ‘slopen’ dus ‘ontmantelen voor hergebruik’!”

Deze transitie kent volgens Herco Brand vele voordelen. “Vaak wordt er gekeken naar het economische resultaat, maar circulariteit gaat verder dan dat. Je hebt een reductie van primaire grondstoffen, dus je hebt minder materialen nodig én er wordt minder CO2 uitgestoten. Daarnaast kunnen vrijgekomen materialen relatief snel in een nieuw project worden gezet. Dat bespaart tijd. En ja, het is op de lange termijn vele malen goedkoper.”

Hoe keurmerken en certificaten als bewijslast gaan dienen voor de Wet Kwaliteitsborging

Hoe keurmerken en certificaten als bewijslast gaan dienen voor de Wet Kwaliteitsborging

De overheid wil de rechtspositie van de bouwconsument versterken door de aansprakelijkheid van de bouwer, plus toeleveranciers, aan te scherpen en privaat risico gestuurd toezicht en controle op de bouw te introduceren. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen gaat hiervoor zorgen.

KOMO-directeur Ton Jans verwacht dat deze veranderingen voor een effectief betere kwaliteit gaan zorgen. Ook verwacht hij dat het veranderingen voor de bouwkolom met zich mee gaat brengen.

Wij spraken Jans over de wet, de Wkb-prestatieladder en de toegevoegde waarde van KOMO en HOUT100%.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De Wkb heeft als doel om de bouwkwaliteit van gebouwen/bouwwerken te verbeteren. De doelen zijn duidelijk: minder bouwfouten, betere kwaliteit én lagere faalkosten.

Het nieuwe stelsel geldt in eerste instantie alleen voor bouwwerken in de laagste risicoklasse (Gevolgklasse 1: zie Stichtingibk.nl/faq/). Op dit moment worden tot aan de invoering van de Wkb proefprojecten uitgevoerd, waarbij alle betrokken partijen de kans krijgen om ervaring op te doen met de nieuwe werkwijze. Naar verwachting gaat de Wkb in per 1 juli 2023.

“De Wet kwaliteitsborging kent voor iedereen voordelen. Zo zal voor gebruikers de bouwkwaliteit omhoog gaan. Bouwbedrijven en hun toeleveranciers kunnen zich onderscheiden door kwaliteit en daarmee lagere faalkosten”, zo legt Jans uit.

De Wet Kwaliteitsborging kent voor iedereen voordelen.

KOMO-keurmerk onder de Wkb
Met de komst van de nieuwe wet, wordt ook het KOMO-keurmerk belangrijker. “Er gaat een verschuiving ontstaan”, zo verwacht Jans. “In de huidige situatie moet een opdrachtgever bewijzen dat de bouwer geen goed werk heeft geleverd. In de nieuwe situatie, onder de Wkb, moet de bouwer juist bewijzen dat hij goed werk heeft geleverd. Er ontstaat dus een omgekeerde bewijslast.”

“Het KOMO-keurmerk krijgt straks een functie in deze bewijslast. Het is immers een door een onafhankelijke derde opgesteld document, dat een gerechtvaardigd vertrouwen biedt inzake de geleverde kwaliteit. Door over het keurmerk te beschikken, sta je al direct sterker”. Dit geldt ook voor de onafhankelijke HOUT100% kwaliteitscontroles met het bijbehorende HOUT100%-zekerheidscertificaat.

Instrument KiK van KOMO en Wkb-prestatieladder van samenwerkende partijen
Ter voorbereiding op de Wkb ontwikkelde KOMO een instrument voor kwaliteitsborging (KiK). Daarnaast wordt er vanuit een samenwerking van meerdere partijen gewerkt aan de Wkb-prestatieladder.

“Wij merken dat er behoefte is aan een algemene en onafhankelijke duiding van de waarde van conformiteitsverklaringen. Daarom werkt KOMO samen met de Vereniging Kwaliteitsborgers Nederland (VKBN) en aangesloten instrumentaanbieders aan een voor iedereen toepasbare waarderingssystematiek.” Het resultaat is de Wkb-prestatieladder (online), die in de loop van het jaar wordt gepresenteerd. “De Wkb-prestatieladder is een systeem voor de waardering van kwaliteitsverklaringen die door verschillende instrumenten gaat worden gebruikt.”

Veranderingen
Door de nieuwe wet zullen er een aantal dingen veranderen. Zo gaan onafhankelijke kwaliteitscontroleurs, zogenoemde kwaliteitsborgers, controleren of een gebouw voldoet aan de wettelijke technische eisen (Bouwbesluit). Dit gebeurt tijdens de ontwerp- én bouwfase.

De aannemer wordt verantwoordelijk voor alle gebreken in de bouw die hij zelf veroorzaakt heeft. Bij gebreken, ook als ze later (tot 20 jaar) worden ontdekt, blijft de aannemer aansprakelijk.

“Men verwacht dat door het risicogestuurde toezicht en de toegenomen aansprakelijkheid van de aannemer, de kwaliteit omhoog zal gaan.” Hierdoor zal er een grotere behoefte ontstaan naar zekerheid.

KOMO, HOUT100% en de Wkb
Het KOMO-keurmerk staat voor gecontroleerde zekerheid over de kwaliteit van een product, een proces of een product én een proces.

HOUT100% staat voor gecontroleerde zekerheid van kwaliteit tijdens productie, plaatsing, oplevering én gebruiksfase. De controles worden uitgevoerd door onafhankelijke experts tijdens de productie-, bouw-, opleverings- én gebruiksfase. De constateringen tijdens de controles zijn online inzichtelijk voor de aannemer. Elk project dat een aannemer afneemt bij een HOUT100%-leverancier heeft een uniek HOUT100%-zekerheidsnummer. Met dit unieke nummer is alle controle- en projectinformatie inzichtelijk voor de aannemer. Daarbovenop krijgt de aannemer als bewijs een HOUT100%-zekerheidscertificaat, waarop ook het unieke HOUT100%-zekerheidsnummer terug te vinden is.

De onafhankelijke HOUT100%-controles bieden een groot voordeel voor opdrachtgevers en aannemers, omdat de vervolgprocessen ook gecontroleerd worden. Dat geeft vanzelfsprekend veel zekerheid voor de aannemer.

Daarnaast geeft het niet alleen de aannemer een mate van zekerheid maar ook de HOUT100%-leverancier. Door de controles weet de HOUT100%-leverancier zeker dat er goed met de producten wordt omgegaan, wat van groot belang is in het kader van de aansprakelijkheid.

“Ik verwacht dat bouwers door de Wet kwaliteitsborging meer gaan kijken naar zekerheid. Een timmerfabriek met de juiste keurmerken, certificaten en voor de aannemer inzichtelijke controles is dus nóg interessanter.” Het spreekt voor zich dat HOUT100%-bedrijven daarom hoog op de Wkb-prestatieladder staan.

Ons eerste rondetafelgesprek

Ons eerste rondetafelgesprek

Onlangs vond het eerste rondetafelgesprek van HOUT100% plaats. Timmerbedrijven, onderhoudsbedrijven, architecten en onderzoeksinstituten zaten samen aan tafel om te discussiëren over duurzaamheid en circulariteit.

De vraag naar grondstoffen neemt wereldwijd toe. Daarom wil de overheid zuiniger met grondstoffen omgaan. Het doel is om in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. Het kabinet wil dit bereiken door bestaande productieprocessen efficiënter te maken, zodat er minder grondstoffen nodig zijn. Wanneer er nieuwe grondstoffen nodig zijn, moet er zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzaam geproduceerde, hernieuwbare (onuitputtelijke) en algemeen beschikbare grondstoffen. Daarnaast moeten er nieuwe productiemethodes worden ontwikkeld.

Wat dit voor de houtsector gaat betekenen werd op 30 maart 2022 besproken tijdens een rondetafelgesprek onder leiding van HOUT100%-directeur Eric Kouters. Gastheer was Webo in Rijssen.

Aanwezigen
Jan Nijmeijer – WEBO (Rijssen)
Willem Haase – WEBO (Rijssen)
Oscar van Doorn – SKH (Wageningen)
René Klaassen – SHR (Wageningen)
Marc Harmsen – Architectenlab (Deventer)
Martin Huiskes – LKSVDD Architecten (Enschede)
Richard Middag – Hemink Groep (Holten en Nijkerk)
Jan Pieter de Jong – De Jong Groep (Bergambacht)
Hendrikus Dannenberg – Suselbeek Deuren (Sinderen)
Richard Groothuis – HOUT100%
Anoushka Mulder – HOUT100%
Eric Kouters – HOUT100%

Tijdens het gesprek kwamen veel interessante punten naar voren. Zo vonden de aanwezigen dat de MKI-berekening, die de milieu-impact van een product concreet maakt, momenteel niet klopt. Er moeten heldere cijfers komen.

“Met de huidige regelgeving is het bijna onmogelijk om hout via de Milieuprestatie Gebouwen (MPG) hoger op de duurzaamheidsladder te krijgen”, aldus architect Martin Huiskes. “Het bizarre is dat een aluminium kozijn dezelfde waarde heeft als een kozijn van Europees naaldhout.”

René Klaassen (SHR): “Er zit een fout in de berekeningswijze van milieuberekeningen. Bij staal ga je er vanuit dat 95% uiteindelijk wordt hergebruik, maar dit weet je helemaal niet. Bovendien zou je vervuiling moeten toeschrijven aan het eerste gebruik. Alle producten, behalve hout, zullen dan veel zwaarder worden belast. Onderzoeksinstellingen kunnen informatie aanleveren, maar het is aan de houtsector zelf om zich hier sterk voor te maken.”

Er zit een fout in de berekeningswijze van milieuberekeningen.

Richard Middag (Hemink Groep): “De markt wil dat we cijfermatig aantonen dat hout duurzaam en circulair is.” Martin Huiskes: “Hout is wel 350 jaar te gebruiken. Eerst als drager in een gebouw, daarna als kozijn, vervolgens als lat en daarna als houtsnipper voor isolatie.”

Oscar van Doorn (SKH) gaf aan dat de lobby van staal en kunststof hamert op recycling. “Want dat is het enige waar ze iets mee kunnen.” Richard Groothuis: “De houtlobby moet inderdaad beter.” Marc Harmsen (Architectenlab): “Het verbaast mij dat andere sectoren dit wel lukt, maar de houtsector niet. We hebben krachtige politieke dieren nodig. Ook denk ik dat het belangrijk is om op gevoel in te spelen. Ga filmen in een productiebos, mijnen en bij de kunststofindustrie. Volgens mij is dan overduidelijk wat het meest duurzaam is.”

De aanwezigen kwamen tot de conclusie dat kennisontwikkeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan de houtlobby. “Opleidingen willen graag worden bijgepraat, maar dan moeten we dat wel doen”, aldus Oscar van Doorn.

Benieuwd naar wat er nog meer werd besproken? In de onderstaande video kun je het volledige rondetafelgesprek terugkijken. De komende tijd zullen we interessante uitspraken, gedaan tijdens het gesprek, verder uitlichten. Volg ons op social media om op de hoogte te blijven.

‘Houten kozijnen zijn bij de perfecte match zeker 15 jaar onderhoudsvrij’

‘Houten kozijnen zijn bij de perfecte match zeker 15 jaar onderhoudsvrij’

Er zijn veel hardnekkige vooroordelen over het onderhouden van houten kozijnen. ‘Steeds weer die schilder laten komen kost toch ontzettend veel geld?’ Maar hoe zit het nou echt? Wij spraken Niels Lutke Schipholt, project manager coatings bij SHR, over het onderhouden van houten kozijnen. Lutke Schipholt is een ware verfexpert en weet alles van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van coatings.

Niels Lutke Schipholt studeerde Scheikundige Technologie aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij koos keuzevakken richting polymeer chemie en studeerde af met als specialiteit ‘coating technologie’. Inmiddels is hij al bijna 17 jaar actief bij SHR. Als project manager coatings onderzoekt en test hij coatings, lijmen en kitten voor geveltimmerwerk.

Vooroordelen
Lutke Schipholt herkent de vele vooroordelen over het schilderen en onderhouden van houten kozijnen. “Hier zijn enorm veel misvattingen over. Mensen denken bijvoorbeeld dat bij houten kozijnen veel onderhoud nodig is. Dat is allang niet meer het geval. En wanneer houten kozijnen in slechte staat verkeren, spreken mensen vaak van slechte verf. Eigenlijk is dat onterecht; het probleem zit hem niet in de kwaliteit van de verf, maar de verkeerde toepassing.”

“Een zwart houten kozijn dat in de brandende zon staat heeft meer te verduren dan een wit kozijn dat onder een afdak in de schaduw staat. Ga bij houten kozijnen dus altijd op zoek naar de perfecte match als je uit bent op minimaal onderhoud.”

Bijlage: Uitgangspunten voor geveltimmerwerk
Als voorwaarde om lang van kozijnen, ramen en deuren te kunnen genieten is het belangrijk dat het geveltimmerwerk aan een aantal minimale prestatie-eisen voldoet. Deze minimale eisen worden geregeld via de KOMO Beoordelingsrichtlijnen BRL 0801 en BRL 0803. Deze richtlijnen dekken de hele keten van grondstof tot gebruik van het geveltimmerwerk. Denk daarbij aan voorschriften voor de herkomst en de kwaliteit van het hout, en alle bijkomende materialen zoals lijmen, kitten en coatings. Maar het is meer dan dat, ook de verwerkingsprocessen in de timmerfabriek en op de bouwplaats verlopen volgens richtlijnen die moeten resulteren in hoogwaardig geveltimmerwerk. Bovendien wordt rekening gehouden met het toepassen van beproefde detaillering van het kozijn zelf, de aansluitingen met andere bouwmaterialen en de aansluitingen op de gevel. Dit allemaal om een zo lang mogelijke levensduur van het geveltimmerwerk te borgen met maximaal plezier voor de consument.

Naast de standaard hoge eisen aan het geveltimmerwerk zijn er innovaties in producten, keuzes voor bouwdetails en specifieke combinaties van materialen en processen denkbaar die een nog groter plus-effect zullen leveren op de onderhoudstermijn; de perfecte match!

Om lang van kozijnen te kunnen genieten is het volgens Lutke Schipholt belangrijk om consumenten goed uit te leggen welk onderhoud nodig is. “Deze informatieoverdracht ontbreekt vaak, waardoor mensen de verkeerde dingen doen of denken dat ze nooit iets aan onderhoud hoeven te doen. Elk kozijn, van welk materiaal het ook is gemaakt, dient te worden onderhouden. Wel is er steeds minder onderhoud nodig. Houten kozijnen worden simpelweg steeds beter. Denk hierbij aan het slimmer en duurzamer combineren van materialen zoals bijvoorbeeld in ‘het Polderkozijn’.”

Om consumenten goed te informeren over het onderhoud van houten kozijnen, heeft Kozijnen van HOUT100% een onderhoudsbrochure ontwikkeld. “Dit is nodig om de juiste informatie over goed onderhoud te delen met de consument. Ik ben enthousiast over dit initiatief.”

Nieuwe uitdagingen
Innovaties in de bouw gaan razendsnel. Dit levert ook nieuwe uitdagingen op. Zo worden huizen steeds luchtdichter. “Perfect, zou je denken. Minder kiertjes is minder stookkosten. Maar woonvocht moet deels door de wanden naar buiten, dus ook door de kozijnen. Met beter geïsoleerde wanden wordt de vochtbelasting op kozijnen hoger met als gevolg een vergroot risico op aantasting in het kozijn. Momenteel zijn wij onderzoek aan het doen naar waterdampdoorlatendheid van verfsystemen om een beter idee te krijgen van de capaciteit om vocht af te voeren uit het kozijn.”

Om dit onderzoek te doen heeft Lutke Schipholt proefstukjes verzameld van zowel verse verf als verf die al een aantal jaar geleden is aangebracht. Ook wordt er gekeken naar verschillende systemen. “Hoe meer lagen verf er op een kozijn zitten, hoe minder de waterdampdoorlatendheid wordt. Dus je kan jezelf afvragen wanneer het moment komt dat schuren en overschilderen niet meer genoeg is, maar dat je terug moet naar het kale hout.”

SHR doet ook onderzoek naar de lange termijn duurzaamheid van verf op hout. “Allerlei factoren hebben hier invloed op. Denk aan kleur, oriëntatie en of het kozijn een overkapping heeft.”

Lutke Schipholt geeft als voorbeeld een zwart kozijn. “Een donkere kleur wordt heter in de zon. Het krimpt en zwelt harder, wat negatief is voor de duurzaamheid. ’s Nachts wordt het kozijn juist weer kouder, waardoor er eerder sprake is van condens en vochtbelasting.”

Een mooie ontwikkeling die hier op inspeelt is de komst van zogenoemde ‘cool pigments’. “Deze pigmenten, die als toevoeging of vervanging van standaard pigmenten in vrijwel alle kleuren toepasbaar zijn, reflecteren infrarood straling. Met deze pigmenten kun je dus het opwarmen door straling verminderen, waardoor bijvoorbeeld een donkergroen kozijn net zo lang meegaat als een in een lichte kleur afgewerkt kozijn.”

Biobased
Verf wordt niet alleen beter, maar ook duurzamer. “Sommige stoffen die in verf zitten komen onder druk te staan door milieuwetgeving. Bij veel fabrikanten ligt daarom de focus op het leveren van duurzamere verf met dezelfde kwaliteit.”

In steeds meer verven zitten biobased grondstoffen. “Het doel is om te verduurzamen, zonder dat het effect heeft op de prestatie. Ik denk dat over tien jaar het aandeel biobased in alle verfsoorten een stuk groter is. Over dertig jaar verwacht ik dat alle kozijnen gepoedercoat kunnen worden. Dit is dan ook biobased en bovendien zeer lang onderhoudsvrij.” Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is hout sowieso een erg verstandige keus. Het is op zichzelf al helemaal biobased en legt bovendien CO2 vast. Uit duurzaam beheerde bossen, het liefst ook nog eens in de buurt, is hout misschien wel het duurzaamste bouwmateriaal van allemaal. Bij einde levensduur van het geveltimmerwerk kan duurzaam geproduceerd hout nog steeds worden hergebruikt of afgevoerd zonder extra milieubelasting.

Onderhoud
Voordat houten kozijnen een nieuwe toepassing krijgen, kun je er heel wat jaren van genieten. Dit komt mede door de steeds hogere kwaliteit van houten gevelelementen. “Het hout van nu is niet te vergelijken met het hout van dertig jaar geleden. Er zijn grote stappen gezet met gemodificeerd hout en geoptimaliseerd hout. Dit merk je ook in de levensduur van houten kozijnen. Zo heeft HOUT100% onlangs een Total Cost of Ownership-berekening gemaakt. Hierin maken jullie, op basis van eigen ervaring, de aanname dat kunststof kozijnen gemiddeld gezien ‘slechts’ 30 jaar meegaan. Dit terwijl volgens jullie berekening gemodificeerd hout een levensduur heeft van maar liefst 80 jaar.”

Verf gaat vanzelfsprekend niet 80 jaar mee. Toch valt het tegenwoordig reuze mee hoe vaak je je kozijnen moet schilderen. “Houten kozijnen van gemodificeerd hout zijn met een passend verfsysteem in een slimme kleur met goede bouwdetails zeker 15 jaar onderhoudsvrij. En in een perfecte situatie kun je zelfs de 25 jaar halen.”

Houten kozijnen van gemodificeerd hout zijn met een passend verfsysteem in een slimme kleur met goede bouwdetails zeker 15 jaar onderhoudsvrij.

Wat dé perfecte situatie is? Lutke Schipholt geeft een voorbeeld. “Een witte laklaag op het noorden met een grote overstek en een rolluik. De kozijnen worden elke maand schoongemaakt. In dit geval zou de verf makkelijk 25 jaar meekunnen.” Dit lijkt een gek voorbeeld, maar hiervan zijn in de praktijk voorbeelden te vinden. Ontwerp en gebruik zijn niet los te zien van de onderhoudsbehoefte.


Een voorbeeld van kozijnen met een grote overstek


Een voorbeeld van kozijnen met screens

Match
Om tot die lange levensduur te komen is de combinatie van verf en houtsoort super belangrijk, naast uiteraard een goed ontwerp van bouwdetails. “Alles draait om de match”, benadrukt Lutke Schipholt. “Vaak wordt er gekeken naar de standaard oplossing, maar het is verstandiger om te kijken naar de optimale uitvoering. Zowel de leverancier als de eindgebruiker hebben hier baat bij.