De levenscyclusanalyse (LCA) wordt beschouwd als de beste methode om inzicht te krijgen in de milieueffecten van een product of dienst. De techniek wordt wereldwijd veelvuldig gebruikt voor bedrijven en overheidsinstellingen in de meest uiteenlopende sectoren, zo ook in de houtsector. Richard Groothuis (coördinator van het LCA-traject) sprak Pepijn Duijvestein en Helmer Weterings over hoe dit soort tools kunnen worden ingezet en of de berekeningen wel kloppen.
Liever het interview lezen?
Pepijn Duijvestein (links op de foto) ontwikkelt met New Economy strategieën waarmee bedrijven producten en diensten kunnen maken die bijdragen aan de klimaatoplossing. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder meer LCA’s.
Helmer Weterings (rechts op de foto) is medewerker techniek bij Centrum Hout, een Nederlandse brancheorganisatie voor de houtverwerkende industrie. Hij werkt voornamelijk aan milieu- en duurzaamheidsvraagstukken en begeleid op dit moment verschillende LCA’s.
LCA
“Een LCA is eigenlijk, als ik het samenvat, de optelsom tussen alle milieubelasting over verschillende impactzaken zoals bijvoorbeeld CO2“, legt Weterings uit. “Er zijn een hele hoop toepassingen waarvoor je een LCA kunt gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld kijken hoe je je product nog beter kunt maken dan het al is. Maar in de basis is het eigenlijk gewoon de onderbouwing voor hoe duurzaam je product is. Heel lang ging dit op de blauwe ogen van de verkoper. Maar inmiddels willen we het echt kunnen vergelijken en zekerheid hebben.”
Een LCA is daar hét middel voor, zo vindt Weterings. “We hebben in Europa een bepaalde norm afgesproken. En dan heeft elk land nog wel zijn eigen invalshoek, er zitten kleine nuances in, maar uiteindelijk zouden alle producten in de basis vergelijkbaar moeten zijn.”
Biobased
Een van de dingen die Pepijn Duijvestein bij New Economy doet is regio’s helpen te verduurzamen. “Biobased materialen, zoals hout en bamboe, zijn daar een ontzettend mooie oplossing voor. Maar dan moet de levenscyclusanalyse wel kloppen, zodat ook valt te bewijzen dat het milieueffect van dit soort materialen goed uit de verf komt”, zo legt hij uit.
Duijvestein doelt hiermee op de kritiek die er vanuit de houtsector soms is op de methode. “Dat snap ik. Wat we op tafel moeten leggen is dat ondanks dat de LCA alles meeneemt, dus ook de CO2, het niet de initiële CO2-opslag meeneemt. Dat is iets waar we met elkaar meer het gesprek over moeten aangaan als je producten vergelijkt. Want we weten allemaal dat hout bij de groei, middels fotosynthese, CO2 opneemt in het materiaal. Enkel als we hout verbranden of de energie eruit halen zal die CO2 teruggaan in de atmosfeer.”
Duijvestein is van mening dat hier ook naar moet worden gekeken bij het vergelijken van producten. “Ik denk dat vanuit ons standpunt, vanuit New Economy en veel andere partijen, we eigenlijk moeten zorgen dat we voorkomen dat het ontdoen altijd verbranden is, zodat we die initiële CO2-opslag mee kunnen nemen binnen de formule. En dan zul je zien dat hout goed uit de bus komt, zeker in vergelijking met andere milieu intensieve materialen.”
Ook Weterings vindt dat er kritischer moet worden gekeken naar standaard gegevens waarmee wordt gerekend in LCA’s. “Welke verhouding wordt nou verbrand en versnipperd? Die gegevens zijn verouderd. En levensduur is er ook zo’n eentje.”
Duijvestein geeft een voorbeeld van een situatie. “Er is een bestaand gebouw waar je hout uit gaat halen. Welke alternatieven zijn er op dat moment mogelijk en wat gaat het gebouw misschien doen, nu en in de toekomst? En waar ga je dan mee vergelijken? Ga je dan met andere materialen vergelijken die er al zijn? Of is een nieuw materiaal toekomstbestendiger? Dat is zo interessant. Dat je die levenscyclusanalyses als basis kan gebruiken, maar ook moet aantonen waar je het materiaal voor gaat gebruiken. Of in dit geval: de kozijnen. En wat haal je uit het gebouw? Kan je dat daar wel of niet toepassen? Of kan je beter toch een nieuw materiaal erin stoppen? Zodat dan bij de volgende fase de toepassing, dus in dit geval het kozijn, toekomstbestendiger is dan enkel het huidige materiaal te gebruiken.”
Eerlijke berekening
Veel timmerfabrieken hebben het gevoel dat er niet op een eerlijke manier wordt vergeleken. Dat bepaalde lobby’s sterker zijn dan andere. En dat dat op een bepaalde manier werd neergezet, zodat ze dan heel goed gingen scoren, terwijl dat misschien helemaal niet zo is. Duijvestein beaamt dit. “We zien bijvoorbeeld weleens dat de levensduur anders wordt ingevuld. Dan vult per ongeluk of expres, dat laten we even in het midden, de ene 35 jaar in en de andere 70. En als daar 80 jaar staat, dan moet je houten kozijnen ontwerpen die 80 jaar meekunnen. Dan kost het misschien in het proces iets meer tijd en misschien iets meer materiaalgebruik. Wat in dit geval positief is, want het is hout. Maar ik snap dat het kozijn, als je het vergelijkt met de andere kozijnen, duurder is. Kan je dat ook commercieel weer terugverdienen? Ja, en dat is prettig ook, want we gaan ook richting producentverantwoordelijkheid. In de EU zul je naast je garantieperiode, ook verantwoordelijk worden voor de technische levensduur van het product.”
Andere materialen
Toch wil Duijvestein benadrukken dat ook andere materialen keihard nodig zijn. “Een metalen balk bijvoorbeeld, met alle respect, is best wel een luie toepassing van metaal. We hebben in de gezondheidszorg veel kritische materialen nodig. Voor onze energietransitie hebben we kritische materialen en metalen nodig, dus het is een combinatie. Eigenlijk wil je als je een gebouw renoveert juist al die metalen, aluminium en dergelijke eruit halen. En die wil je een nog zinnigere functie geven dan – ja, het klinkt heel oneerbiedig – een simpel dak boven ons hoofd houden. En dat is denk ik de transitie waar we midden in zitten. Voor de echte industrialisatie in Nederland hebben we gewoon heel veel met hout gebouwd. Dus het is ook niet dat we dat nu niet kunnen of niet weten. Maar we konden niet anders dan na de Tweede Wereldoorlog, toen we heel veel moesten bouwen, op zoek te gaan naar ander materiaal dat op dat moment onbeperkt voorradig was en snelheid gaf.”
Houtsector moet samenspannen
Duijvestein is van mening dat de houtsector een enorm invloedrijke sector kan zijn. “Jullie zijn zo’n grote sector. Als je dan met z’n allen bijvoorbeeld eerst kijkt: heeft iedereen lokale hernieuwbare energie, ja of nee? Of kun je dat collectief realiseren? Dat heeft allemaal invloed op die LCA.” Als voorbeeld noemt hij het moment dat je een vorkheftruck gaat vervangen. “Kies je dan niet voor een elektrische vorkheftruck, maar eentje op gas of benzine, dan heeft dat impact op die LCA. En omdat jullie zo groot zijn kun je eigenlijk met elkaar interventies gaan optuigen. Dus bijvoorbeeld om te zeggen: wij scoren nu op deze onderdelen goed en we willen naar uitstekend. En dat kunnen we in een schaal van 5 tot 10 jaar voor elkaar krijgen met de logistiek en distributie. Dit heeft de logistieke sector ook gedaan. We hebben Lean en Green Stars zelf ontwikkeld. We zijn begonnen met ‘we willen van twee naar drie ster’. En volgens mij kan je nu tot en met vijf of zeven sterren creëren. Dat is super handig, want je bent met elkaar en je concurreert elkaar er niet uit. Je kunt alleen maar samen beter worden.” Door als sector sterker te worden pak je geen marktaandeel van elkaar af maar juist van concurrerende sectoren zoals kunststof en aluminium.
“Het is mooi om dat collectieve bruggetje te maken”, voegt Weterings toe. “Er bestaan ook categorie 1 LCA-producten. Het zijn LCA-producten die heel specifiek zijn. ‘Dit kozijn van die timmerfabriek, precies op die locatie gemaakt, volgens dit proces.’ En dat is de manier waarop bedrijven kunnen zeggen: ik heb een heel bijzonder product en zo kan ik mijzelf onderscheiden. Maar niet iedereen kan koploper zijn natuurlijk. Dus het is goed dat de branche ook gezamenlijk algemene kozijnen uitwerkt. Op categorie 2 niveau noemen ze dat dan. Dat zijn op dezelfde manier getoetste producten, maar dan wel met de algemene data over bijvoorbeeld het stroomgebruik.”
Samen beslissingen maken
En dat samen beter worden, kan ook door samen beslissingen te maken en voor iets te staan, zo vertelt Duijvestein. “We moeten echt met z’n allen zeggen: wij slaan CO2 op. Wij willen dat de berekeningen in Europa en de mogelijke CO2 belasting doorgevoerd gaat worden. Het beeld dat illegale bosbouw of illegaal tropisch hout nog Europa binnenkomt, dat speelt nog. Dat moet je dan ook met elkaar gaan voorkomen, zodat de sceptici niet beroep kunnen doen op dat ene kleine voorbeeld wanneer dat gebeurt.”
Duijvestein legt uit dat het ook helpt om naast de standaard LCA aan te tonen wat je nog meer doet. “Dit zal ook in Europa doorgevoerd worden. Je moet dan richting een Greenhouse Gas Protocol-analyse. Dus eigenlijk een CO2-analyse van je totale organisatie in drie scopes. Eigenlijk je directe energiegebruik van je gebouw en wat er in je product zit. Dit gaat doorgevoerd worden en die kun je op de LCA leggen.”
Impact administratie
Als het aan Duijvestein ligt zou hij zelfs adviseren in iedere organisatie iemand aan te nemen die die verantwoordelijkheid neemt. “Je moet het zien als je belasting of administratie doen. Zo ga je ook een impact administratie doen. En dit mag niet meer kosten dan denk ik tussen de twee een vijfduizend euro, afhankelijk van de organisatie.”
“En kijk ook naar inspiratiebronnen. Velux bijvoorbeeld, die heeft eigenlijk met terugwerkende kracht de totale CO2 gecompenseerd. Dus er zijn ook al partijen in de branche die best wel gave dingen doen. Dat hebben ze gedaan met het Wereld Natuur Fonds, dus dat is een compensatiemodel. Want je kan zeggen: vandaag of in 2023 ben ik CO2-neutraal, maar dat is niet realistisch als je al vijftig jaar een fabriek hebt. Het is gewoon mogelijk om een totale analyse te doen van je impact, ook met terugwerkende kracht. En als je dat nu als branche gaat doen, dan denk ik dat in dit geval hout weer heel goed scoort omdat het initiële product zelf ook CO2 opslaat. ”
“Ik zou echt aanraden, afhankelijk van een misschien 25 FTE, dat iemand intern je impactspecialist wordt die de LCA’s in ieder geval dusdanig kan voorbereiden dat een andere partij ze dan ook enkel hoeft te certificeren. Want dat is het mooie: in principe mag elke partij zelf zijn LCA helemaal voorbereiden en dan kan iemand anders daar op zeggen ‘ja of nee’. ”
Ik zou echt aanraden dat iemand intern je impactspecialist wordt die de LCA’s in ieder geval dusdanig kan voorbereiden dat een andere ze dan ook enkel hoeft te certificeren.
Het advies van Duijvestein is duidelijk. “Overleg met je afnemer, overleg met je architect en met je aannemer. Vraag welke certificaten die nu minimaal verwacht, want die is ook bezig met een verantwoording traject. En ook voor die partij is het interessant dat jij een LCA hebt.”
Weterings voegt daar aan toe: “En als je dan een LCA hebt gedaan, vergeet dan ook vooral niet om hem op te laten nemen in de Nationale Milieudatabase. Het zou zonde zijn als zo’n onderzoek, wat toch vaak een paar maanden doorlooptijd heeft, in de kas beland. Deel het met de wereld!”